Hippocampus ramulosus Leach, 1814
Nederlandse naam:
Zeepaardje
Beschrijving:
Het zeepaardje wordt ca. 12 tot 16 cm lang. Karakteristiek voor deze soort zijn de vele vertakte vlezige aanhangsels op de kop en de rug; het skelet bestaat uit beenplaten. Het mannetje heeft een broedbuidel. Dit dier zwemt in verticale stand, waarbij de rugvin goede diensten bewijst, of houdt zich met zijn staart vast aan de begroeiing onder water.
Kleur:
Meestal lichtbruin of grijsbruin, soms groenachtig. Vaak goed gecamoufleerd.
Voedsel:
De snuit is verlengd en het zeepaardje kan met zijn kleine bek maar hele kleine prooien pakken. Die worden met een soort zuigbeweging naar binnen getrokken. Voornamelijk zijn dit kleine kreeftachtigen en vislarven.
Voortplanting:
De paaitijd is in het late voorjaar en de zomer. De eieren worden door het vrouwtje in de broedbuidel van het mannetje gedeponeerd en komen daar na 3 tot 5 weken uit. Ze zijn dan 1,5 cm lang. Daarna blijven ze nog een tijdje in de broedbuidel, die slechts een kleine opening naar buiten heeft.
Leefgebied:
Over het algemeen niet dieper dan 10 m, tussen wieren en in zeegrasvelden.
Verspreiding:
Van de Britse Eilanden tot Noordwest-Afrika, de Canarische Eilanden, Madeira en de Azoren; in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. In de Noordzee alleen als dwaalgast in de zomer. Overigens is het zeepaardje de laatste jaren wel wat vaker waargenomen in de Oosterschelde.