Venerupis senegalensis

Venerupis senegalensis (Gmelin, 1791)

Nederlandse naam:
Tapijtschelp

Beschrijving:
Deze langwerpig ovale schelp is ongeveer 5 cm lang. Er loopt een patroon van fijne concentrische ribbels over de schelp, die dikker worden naar de achterkant toe. Meestal zijn er groeiringen te zien, tot 8 of 10. De kleur is aan de binnenkant glanzend wit, behalve bij het slot, waar hij prachtig blauw of paars is. De opperhuid is beige tot bruin en naar de rand toe is steeds duidelijker een patroon zichtbaar van bruine lijnen die grofweg een rij driehoekjes vormen, evenwijdig aan de buitenrand van de schelp. Per jaarring is er een aparte band met zulke driehoekjes. Dat patroon is zeer karakteristiek voor de groep van de tapijtschelpen - er zijn inderdaad meerdere soorten tapijtschelpen, maar die zullen we hier niet behandelen, aangezien je die in Nederland maar weinig zult tegenkomen.

Leefgebied:
In de eerste meters onder de laagwaterlijn. Op of gedeeltelijk in grof zand met stenen of grind met veel slib ertussen. Deze soort zit vaak met byssusdraden vast aan een steen of schelp - op dezelfde manier als een gewone mossel (Mytilus edulis ) dat doet.

Verspreiding:
Van Noord-Noorwegen tot Noordwest-Afrika en in de Middellandse Zee.

%LABEL% (%SOURCE%)