Pycnogonum littorale

Pycnogonum littorale (Ström, 1762)

Nederlandse naam:
Michelinmannetje

Beschrijving:
Dit familielid van de rode zeespin (Nymphon rubrum ) is even moeilijk te vinden. Hij heeft een lichaam van ongeveer 2 cm lengte, met vier paar sterk gelede poten die vrijwel even dik en even lang zijn als het lichaam. Aan het eind van elke poot zit een soort haakje. Het mannetje bezit ook nog speciale poten om de eieren te dragen, maar verder zijn er geen lichaamsaanhangsels. De kleur is modderig grijsbruin, maar er is verschil tussen mannetjes en vrouwtjes: het vrouwtje is veel lichter, tot bijna wit. Zij is ook groter dan het mannetje. De bouw is zeer gedrongen - de naam is goed gekozen. De drie delen van het lichaam: kopborststuk, middenstuk en achterlijf, zijn goed te herkennen.

Voedsel:
Zeeanemonen, vooral de zeeanjelier (Metridium senile ). De zuigslurf die zich voor op de kop bevindt, wordt gewoon in de anemoon geprikt, zo worden lichaamssappen van de anemoon opgezogen. In het algemeen gaat de anemoon hier niet dood aan - behalve natuurlijk als dit te vaak in te korte tijd gebeurt. Zeekomkommers schijnen ook op het menu te staan. De larven leven vooral op zeeanemonen en hydroïdpoliepen.

Voortplanting:
Net als bij de rode zeespin draagt het mannetje de eieren bij zich aan een stel speciaal aangepaste poten, tot de eieren uitkomen. Na het uitkomen moeten de larven zeven keer vervellen voordat ze de volwassen vorm krijgen. Het vervellen gaat ook daarna nog door - naar schatting 9 tot 11 keer.

Leefgebied:
Soms in het intergetijdengebied, vaak niet ver daaronder, onder stenen, wieren en in de buurt van en op hun voedselorganismen: zeeanemonen.

Verspreiding:
Noordoostelijke Atlantische Oceaan, van de poolzee tot Zuid-Spanje. De laatste jaren is de soort zeldzaam in Nederland.

%LABEL% (%SOURCE%)