Ophiura ophiura

Ophiura ophiura (Linnaeus, 1758)

Nederlandse naam:
Gewone slangster

Beschrijving:
Centrale schijf tot 3,5 cm doorsnede, armen zo'n 12 cm. De armen lopen spits toe en de geledingen hebben aan weerszijden kleine stekels, die naar buiten wijzen. Bij de aanhechting van de armen aan de centrale schijf is duidelijk een symmetrische structuur te zien op de bovenkant van de schijf. Kleur: de bovenkant oranjebruin, onderkant vuilwit. Karakteristiek voor deze soort zijn de poren aan de onderzijde van de armen (o_ophiur.tif). Deze soort is groter dan de kleine slangster (Ophiura albida ). De kleine slangster mist de poren aan de onderzijde van de armen (o_albida.tif).

Voedsel:
Organisch afval dat op de bodem terecht is gekomen.

Voortplanting:
Deze vindt op de normale slangsterrenwijze plaats, met bevruchting in het water, na enkele dagen prachtige larven in het water en na ongeveer drie weken het begin van een nieuwe ster. Die is dan na zo'n twee maanden compleet.

Leefgebied:
Beneden het intergetijdengebied tot ca. 200 m diepte. Op slibbig zand, waarin het dier veelal is ingegraven. Met armbewegingen kan hij zich weliswaar goed voortbewegen, maar vaak is hij niet zo actief. Als duiker komen we hem meestal met uitgespreide armen op een zachte bodem tegen.

Verspreiding:
Van Noord-Noorwegen tot Madeira en de Azoren, westelijke Oostzee; Middellandse Zee.

Opmerking:
Enkele nauw verwante soorten aan de overzijde van de Atlantische Oceaan.

%LABEL% (%SOURCE%)