Metridium senile

Metridium senile (Linnaeus, 1761)

Nederlandse naam:
Zeeanjelier

Beschrijving:
Deze zeeanemoon kan er nogal verschillend uitzien. Toch is hij zo specifiek, dat je je zelden zult vergissen in de soort. Hij is groot, in onze wateren is de gladde zuil meestal tot zo'n 20 cm lang en 8 tot 10 cm in doorsnede. In de Noordzee, in Engelse en in Amerikaanse wateren echter zijn exemplaren gevonden van wel 50 cm hoog! De mondschijf - dat is dus de bovenkant van de zuil - wordt breder gemaakt door een aantal lobben of vertakkingen, die vaak enigszins naar omlaag gebogen zijn. Daarop staan de tentakels. Dat zijn er heel veel en ze zijn nogal kort. Het geheel geeft een beetje de indruk van een ouderwetse plumeau, zo'n ding waarmee je in sommige films de butler het porselein ziet afstoffen. De Engelse naam is dan ook: ‘Plumose anemone’.

Kleur:
Meestal wit. Maar oranje en bruin komen ook veel voor. De tentakels meestal in een lichtere tint. Ook een bruine steel met witte tentakels komt voor. Er is nog een tweede vorm, die iets kleiner blijft, en minder tentakels heeft: maximaal 200. Deze heeft een ongeveer even dikke als lange steel. De eerste heet officieel var. dianthus , de tweede: var. pallidum (m_senile.tif). Op zich misschien niet zo de moeite van het vermelden waard, zij het, dat de tweede vorm met name in water met lagere zoutgehaltes voorkomt, tot brak water toe. Overigens bestaan er ook hele lange, dunne exemplaren met relatief weinig tentakels in volle zee. Dan moet het water overigens wel rustig zijn. Op plaatsen met veel stroming vind je deze vorm niet.

Voedsel:
Plankton, kleine vissen, een enkele keer een kwal.

Voortplanting:
In elk geval door deling: ofwel door deling in de lengte, ofwel door afsnoering van stukjes zuil (meestal als ze zich verplaatsen), die zich vervolgens tot zelfstandige dieren ontwikkelen. Die blijven dan wel in de buurt van het ouderdier. Uiteraard lijken ze daar ook sprekend op - dat is nu eenmaal zo bij ongeslachtelijke voortplanting. En dat is de reden, dat we onder water zo vaak veldjes zeeanjelieren vinden in dezelfde kleuren. Een veldje met witte en bruine door elkaar is uiterst zeldzaam. Op een scheepswrak kun je ze nog wel eens gemengd tegenkomen, vooral de witte en de oranje versie. Want er is ook een gewone, geslachtelijke manier van voortplanten - met eicellen en zaadcellen.

Leefgebied:
Op rotsen, dijken, havenpieren en andere harde ondergrond, zoals scheepswrakken. Daarop vormen ze in het Noordzeegebied vaak een van de belangrijkste types van begroeiing. Ze kunnen goed tegen water van lage zoutgehaltes. Van rond de laagwaterlijn tot minstens 100 m diepte. Een van onze meest algemene soorten; hij kan voorkomen in dichtheden tot wel 500 stuks per vierkante meter.

Verspreiding:
Van Noorwegen tot in de Golf van Biskaje. Aan de overkant van de Atlantische Oceaan van de poolzee tot Delaware en aan de Amerikaanse westkust van Alaska tot zuidelijk Californië. Ook aan beide kusten van Zuid-Amerika is de zeeanjelier gesignaleerd. Sommige experts denken, dat het hier gaat om uit Europa ingevoerde exemplaren.

%LABEL% (%SOURCE%)