Littorina saxatilis

Littorina saxatilis (Olivi, 1792)

Nederlandse naam:
Ruwe alikruik

Beschrijving:
De schelp is iets minder dan een centimeter hoog - soms tot 1,8 cm - en heeft 6 tot 9 windingen. Hij is iets minder breed dan hoog en heeft een tamelijk scherpe top. Er zijn duidelijke spiraalvormige ribben en groeven aanwezig. De kleur is niet zo variabel als in sommige andere Littorina -soorten en meestal aan de donkere kant. De groeven kunnen donkerder zijn en de ribbels lichter, waardoor de schelp een (spiraalvormig) gestreept uiterlijk krijgt.

Voedsel:
Wieren, met name groefwier (Pelvetia canaliculata ).

Voortplanting:
Deze soort is ovovivipaar. Het vrouwtje bewaart de bevruchte eieren in een speciale holte totdat ze uitkomen. Je kunt dus bijna van een geboorte spreken.

Leefgebied:
Op stenen en in holtes hoog in het intergetijdengebied, soms zelfs daarboven, in de spatzone. Specifiek in de smalle band die gevormd wordt door de wiersoort waar hij van leeft, het groefwier. Ook in lege zeepokken. Deze soort kan vrij gemakkelijk overtijen. Als hij droogvalt kruipt hij weg in een holte en sluit zijn schelp af met het operculum, dat deze slakken hebben. Langs de rand hiervan bevindt zich slijm, dat een prima seal vormt en droogt gedurende het lage water.

Verspreiding:
Van de poolzee tot in de Middellandse Zee; westelijke Oostzee; Amerikaanse oostkust van de poolzee tot New Jersey.

Opmerking:
De soort L. rudis (dus letterlijk de ruwe alikruik) wordt door sommige deskundigen wel, door andere niet, als een aparte soort gezien. Je zou hem eventueel kunnen onderscheiden door een geringer aantal windingen en door het feit, dat hij lager in de groefwier-zone voorkomt omdat hij wat minder goed tegen uitdrogen kan.
Een vierde soort, die in het Noordzeegebied nauwelijks voorkomt, is L. neritoides . Deze heeft een zeer spitse, gladde schelp die in het algemeen donkergrijs tot zwart van kleur is. De schelp wordt zo'n 5 mm lang, en is dus veel kleiner dan de andere genoemde soorten. De jongen van L. saxatilis lijken hierop, maar zijn ruwer en komen lager in het intergetijdengebied voor. Deze soort eet vooral korstmossen. Bijzonder aan deze soort is, dat hij met behulp van longen ademt.

%LABEL% (%SOURCE%)