Lepidochitona cinerea (Linnaeus, 1767)
Nederlandse naam:
Asgrauwe keverslak
Beschrijving:
Deze slak heeft een tamelijk exclusieve manier gevonden om zijn rug te beschermen: een rijtje van 8 gebogen rugplaten. Daaromheen is de rand van de mantel zichtbaar (de gordel). Het dier is ovaal van vorm, grijsbruin, groenig, roodachtig of geel. Eigenlijk lijkt het heel veel op de bekende pissebed. De kleur en de ruwe structuur van de rugplaten zorgen ervoor, dat hij gemakkelijk over het hoofd gezien wordt. En dat zal ook wel de bedoeling zijn. Hoewel er niet zo heel veel lekkers aan zo'n plat beestje van 2,5 cm lengte (meestal kleiner) zit, veel vijanden zal hij niet hebben. Hij is overigens minder plat dan vele van zijn directe verwanten. Hij heeft 16 tot 19 paar kieuwen.
Aan de onderkant zit een voet waarmee hij kan rondkruipen, maar vooral zich zeer stevig aan een harde ondergrond vastzuigen. Als je hem aanraakt rolt hij zich op, net als de pissebed waar hij zo op lijkt.
Voedsel:
Aan de voorzijde van het lichaam zit de kop - niet zichtbaar van bovenaf. Hij heeft geen tentakels of ogen, maar wel een rasptong, waarmee hij algen van de stenen afschraapt, en soms ééncellige diertjes ('protozoa'), mosdiertjes of sponzen.
Voortplanting:
De mannetjes en vrouwtjes laten hun sperma en eicellen vrij in het water los. Daar vindt de bevruchting plaats. Er komen larven uit de eieren die wel wat lijken op de larven van borstelwormen. Na een vrij korte periode in het plankton zakken ze naar de bodem en ontwikkelen hun rugplaten.
Leefgebied:
Komt algemeen voor vanaf het midden van het intergetijdengebied tot in tamelijk diep water. Je vindt hem meestal aan de onderkant van stenen die half in de modder liggen; soms ook boven op stenen.
Verspreiding:
Noordelijke Atlantische Oceaan. Van de zuidwestelijke Oostzee langs de West-Europese kusten tot in de Middellandse Zee. Aan beide Noord-Amerikaanse kusten komen verwante soorten voor.