Janolus cristatus (Chiaje, 1841)
Nederlandse naam:
Blauwtipje
Beschrijving:
Het blauwtipje heeft een transparant lichaam en dat maakt het mogelijk de bruine vertakkingen van de darmklier die tot boven in de rugpapillen lopen, goed te zien (j_crista.tif). De darmklier vertakt zich nogmaals vlak bij het einde van de papillen. Er zijn zeer veel papillen, niet in groepen, maar aan de zijkanten geplaatst en geheel rond de kop doorlopend. Het lichaam zelf is kleurloos of gelig, met een blauwachtige gloed. De maximale lengte is 8 cm, in Nederland zijn ze meestal kleiner. Voet breed aan de voorkant, spits toelopend bij de staart. Verspreide witte vlekken op de rug en witte punten van de papillen - hoewel de Nederlandse naam eigenlijk aangeeft dat ze blauw zouden zijn, is dat niet echt zo. Wel is de blauwe gloed hier soms erg duidelijk.
De grote rhinophoren hebben schuine ribbels, en in het midden ertussen zit een soort wrattige verbinding (in het Engels 'caruncle' genaamd). Mondtentakels klein. De anus zit op een kleine verhoging aan het einde van de rug.
Voedsel:
Opstaande mosdiertjes, met name Bugula plumosa , Scrupocellaria scruposa en Bicellariella ciliata .
Voortplanting:
Slakken meestal vanaf mei t/m december waargenomen, eierstrengen van augustus t/m december.
Leefgebied:
Onder de laagwaterlijn tot 40 m diepte, op de genoemde voedselorganismen.
Verspreiding:
Shetland Eilanden tot in de Middellandse Zee. Plaatselijk algemeen, op andere plaatsen in dit gebied helemaal niet gevonden.