Idotea baltica (Pallas)
Nederlandse naam:
Gewone zeepissebed
Beschrijving:
Symmetrisch gebouwde, horizontaal afgeplatte dieren. Ze lijken inderdaad sterk op de bekende pissebedden. Deze soort kan 3 cm lang worden, althans de mannetjes; de vrouwtjes halen meestal niet meer dan 2 cm. Stevige antennes en korte, gedrongen looppootjes. Een deel van de aanhangsels aan het achterlijf dient voor de ademhaling; daarom zijn ze ook plaatvormig: groot oppervlak. Aan de achterzijde van het staartgedeelte (de staartplaat) drie kleine stekels: één in het midden en twee kleinere ter weerszijden daarvan. Deze zijn karakteristiek: de iets kleinere Idotea granulosa bijvoorbeeld heeft er maar één. De kleur is nogal variabel en kan niet als determinatiekenmerk dienen. Vaak komt een grijsbruine of groenbruine basiskleur voor, omdat dat ook een goede camouflage vormt. Roodachtig tot zwart is ook mogelijk. Een witte streep in het midden van de rug over de hele lengte, vaak gecombineerd met enkele witte vlekken op beide zijden. De vrouwtjes zijn meestal wat donkerder gekleurd dan de mannetjes.
Voedsel:
Kleine kreeftachtigen en algen, die ze van stenen, hout of wieren afschrapen.
Leefgebied:
Beneden de laagwaterlijn, maar niet diep. Op rotsen en stenen, maar vooral op wieren en zeegrassen. Ook wel zwemmend in de buurt van de oever. Vaak in grote aantallen op het strand wanneer drijvende bossen wier, waar ze graag op zitten, op het strand terechtkomen.
Verspreiding:
Van Noorwegen en de Oostzee tot West-Afrika; in de Middellandse Zee; aan de oostkust van Noord-Amerika van de Golf van St. Lawrence tot North Carolina.
Opmerking:
Een nauw verwante soort is Idotea pelagica (idothea.tif). Deze mist de laterale tanden op het telson.