Gobius niger Linnaeus, 1758
Nederlandse naam:
Zwarte grondel
Beschrijving:
Deze relatief grote grondel is steeds algemener geworden in onze streken. In de zestiger jaren van de 20e eeuw dook hij voor het eerst op in de stilstaande zoute wateren (Veerse Meer), en breidde zich later uit naar andere wateren (o.a. de Grevelingen). Nu is hij ook in de Oosterschelde algemeen. Hij wordt ca. 17 cm lang. De twee rugvinnen zitten net met de basis tegen elkaar aan. De buikvinnen zijn aan elkaar gegroeid tot een soort zuignap, die echter niet zo effectief is en waarschijnlijk niet vaak als zodanig gebruikt wordt. Typisch 'grondelachtig' uiterlijk. Brede kop, dikke wangen en lippen. De ogen staan hoog op de kop en steken enigszins naar opzij en naar boven uit.
Kleur:
De rug is bruin tot donkerbruin gevlekt, de buik veel lichter, een grijsbruine kleur. De vrouwtjes zijn altijd lichter, meer middelbruine kleuren. In de paartijd zijn de mannetjes diep donkerpaars tot zwart - daar komt de naam vandaan. De voorste rugvin heeft ca. 6 verlengde stralen; bij het mannetje is deze vin nog wat groter dan bij het vrouwtje en heeft bovendien een (soms twee) zwarte vlek(ken) aan de voorzijde; dat lijkt soms zelfs op een oogvlek.
Voedsel:
Wormen, kleine kreeftachtigen en kleine vissen: voornamelijk andere grondelsoorten.
Voortplanting:
De paaitijd is van mei tot augustus (in zuidelijker streken van maart tot mei). In die tijd worden door het vrouwtje zo'n 1.000 tot 6.000 eitjes gelegd op een beschermde plaats. Dat kan een holletje of spleet tussen twee stenen zijn, maar ook een lege oesterschelp of zelfs een weggegooid bierblikje of ander geschikt hol-achtig ding. De eitjes worden bevrucht door het mannetje, die ze vervolgens bewaakt tot ze uitkomen - en fel! Hij valt zelfs een duiker aan die te hem te na komt.
Leefgebied:
Ondiep water tot ca. 75 m diepte. Op zand- of modderbodems en in zeegrasvelden. Maar er moeten wel holletjes zijn voor in de voortplantingstijd. Hij kan goed tegen lage zoutgehaltes.
Verspreiding:
Van Midden-Noorwegen, het westelijk deel van de Oostzee, langs de West-Europese kusten tot in Mauretaniƫ in westelijk Afrika; verder in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.