Gadus morhua Linnaeus, 1758
Nederlandse naam:
Kabeljauw
Beschrijving:
Deze vertegenwoordiger van de groep der kabeljauwachtigen kan tot 1,5 m lang worden. Exemplaren van die lengte zijn zo'n 25 jaar oud. Er zijn zelfs nog grotere exemplaren gemeld. De vorm is karakteristiek voor de groep: langwerpig, met drie rugvinnen, twee aars- of anaalvinnen, een forse baarddraad midden onder de kin (misschien beter kindraad te noemen) en een duidelijke zijlijn die van de staart recht naar voren loopt tot onder de middelste rugvin, van daaraf een boog naar boven maakt en eindigt bij het kieuwdeksel.
Voedsel:
Jonge kabeljauw eet vooral kreeftachtigen, oudere dieren prefereren wormen, weekdieren, zakpijpen en kleine vissen.
Voortplanting:
Na vier jaar is de kabeljauw paairijp. De paring vindt plaats in het voorjaar. Eieren en sperma worden in het water uitgestoten, waar de bevruchting plaats vindt. Er is echter wel een vorm van lichamelijk contact tussen mannetje en vrouwtje. Een vrouwtje kan wel 0,5 tot 5 miljoen eieren per keer produceren! Deze eieren, zo'n 1,5 mm in doorsnede, zweven eerst in het water en stijgen dan naar de oppervlakte. Na 2 tot 4 weken komen ze uit.
De vislarven laten zich vervolgens, met dooierzak en al, met de stroom meedrijven: ze zien wel waar ze uitkomen. Als de dieren enkele jaren oud zijn gaan ze dichter bij de bodem leven. 's Zomers zitten ze ondieper dan 's winters. Maar dat geldt voor veel vissoorten.
Leefgebied:
Op of vlak bij de bodem boven een harde, onregelmatige ondergrond; diepte tussen 10 en 60 m, soms dieper; maximum diepte waarop wel eens kabeljauwen zijn aangetroffen is 600 m. Hun hele verdere leven zullen het zwervers blijven. Zo is bekend, dat kabeljauwen in de Noordzee van scheepswrak naar scheepswrak trekken. Voor de kabeljauw, zoals voor meer commerciële vissoorten, zijn kaarten gemaakt waarop je precies kunt zien in welk seizoen ze waar zitten. De gewoontes van diverse te onderscheiden rassen verschillen overigens nog behoorlijk van elkaar. Dat is een heel ingewikkeld verhaal, van belang voor de visserij, maar het valt buiten het bestek van deze cd-rom.
De jonge kabeljauwen hebben de neiging dichter bij de kust te komen dan de ouderen. Deze jonge dieren worden gullen genoemd. Als een visser in de Westerschelde of de Oosterschelde of elders dicht bij de kust kabeljauw vangt, is het eigenlijk altijd gul.
Verspreiding:
Beide zijden van de noordelijke Atlantische Oceaan. Aan de westzijde van Groenland tot Kaap Hatteras, aan de oostzijde van Nova Zembla en Spitsbergen tot halverwege de Golf van Biskaje.
Opmerking:
Dit is één van de belangrijkste commerciële vissoorten ter wereld.