Elysia viridis

Elysia viridis (Montagu, 1804)

Nederlandse naam:
Groene wierslak

Beschrijving:
Hoewel het een slak zonder huisje is, is het toch geen echte zeenaaktslak: hij hoort tot de groep der Sacoglossa, en is verwant aan de zeehazen (Aplysia spp.). In tegenstelling tot de zeenaaktslakken is hij vegetariër. De kleur is variabel: vaak groen ('viridis' betekent groen), maar ook wel rood, geelbruin, of bezet met divers gekleurde puntjes. In het begin van de jaren negentig van de 20e eeuw werden in de Oosterschelde veelvuldig exemplaren aangetroffen die donkergroen waren en paarsviolette stippels hadden, vooral langs de randen. De soort kan 4,5 cm lang worden, maar is meestal kleiner. Opvallend is overigens, dat de zojuist genoemde exemplaren in de Oosterschelde ook vaak groter waren.
Typerend voor deze soort is enerzijds het ontbreken van rugpapillen, anderzijds de aanwezigheid van een soort vleugels aan beide kanten van de rug. Verder schijnt kenmerkend te zijn, dat het beest een kloppend hart heeft - maar dat zal voor de meeste duikers vrij lastig te controleren zijn. En hij heeft geen uitwendige kieuwen (het is geen 'nudibranch'). Tenslotte zijn de rhinophoren 'oorvormig' opgerold, wat bij Sacoglossa vaker voorkomt.

Voedsel:
De kleur van het dier weerspiegelt wat hij gegeten heeft: groen voor groenwieren zoals Codium fragile , Cladophora sp. en Bryopsis sp.; rood voor Griffithsia devoniensis . Soms worden ook andere wiersoorten gegeten. Interessant is, dat deze slakken net als echte nudibranchia gebruik maken van onderdelen van hun voedsel, zij het op een andere manier: de chloroplasten (bladgroenbevattende onderdelen van de plantencel) worden opgenomen, maar niet verteerd. Ze gaan nog enkele weken door met fotosynthetiseren en de slak profiteert met name van de suikers die zo geproduceerd worden. Zo kan hij dus rustig af en toe even vasten, als er toevallig geen voedsel in de buurt is. Er is zelfs een naam voor: kleptoplasten (= gestolen (chloro)plasten). De vleugels kunnen in uitgespreide staat ook gebruikt worden om extra zuurstof op te nemen: n˜g zo'n voorziening voor moeilijke tijden.
Ze zijn geslachtsrijp vanaf ca. 1 cm lengte. De eierstrengen zijn geel, ze worden afgezet in een gladde spiraal.

Leefgebied:
Op de genoemde wiersoorten in en onder het intergetijdengebied.

Verspreiding:
Alle West-Europese kusten, van Noorwegen tot Gibraltar en in de Middellandse Zee. De soort wordt ook uit Chinese wateren gemeld, maar daarover zijn de deskundigen niet zeker.

Opmerking:
Vroeger kwam E. viridis vrij veel voor in Nederland: in de Zeeuwse delta, bij Den Helder en in de zeegrasvelden van de Zuiderzee. Na 1938 is hij verdwenen uit ons gebied, om pas recentelijk weer gemeld te worden in de Oosterschelde. Zoals door Swennen & Dekker (1987) al voorspeld werd, heeft hij waarschijnlijk vanuit Bretagne, waar hij steeds algemeen voorkwam, zijn areaal weer naar Nederland uitgebreid. Het is geen vreemde veronderstelling, dat het optreden van enkele zachte winters achtereen hierbij een rol heeft gespeeld.

%LABEL% (%SOURCE%)