Carcinus maenas (Linnaeus, 1758)
Nederlandse naam:
Strandkrab
Beschrijving:
Zeer algemene krabbensoort, maximum lengte ca. 6 cm, breedte 8 cm. De mannetjes zijn iets groter dan de vrouwtjes. Kleur variabel, meestal roodbruin tot donker olijfgroen. Bij de jonge dieren is vaak een duidelijk patroon op de bovenzijde te zien, met een centrale zwarte of witte driehoek. Tussen de ogen een drietal afgeronde lobben; rest van de voorkant van het rugschild getand. Oudere exemplaren dragen vaak zeepokken en andere dieren mee op het rugschild. Het is vooral een afval- en aaseter. Hij wordt daarom ook wel de 'stofzuiger van de zee' genoemd. Bij verstoring gaat hij op zijn achterste poten staan en strekt de scharen uit naar de veronderstelde belager. Als je hem dan nog verder plaagt, loopt hij - soms na wat halfslachtige uitvallen naar je vinger - weg in de voor deze groep typerende zijwaartse gang. Het achterlijf, dat zoals bij alle krabben onder het lichaam is geslagen, is bij de vrouwtjes veel breder dan bij de mannetjes. Ze gebruikt het om de eieren, die ze de hele winter en het voorjaar bij zich draagt, te beschermen.
Leefgebied:
Intergetijdengebied en hoger tot in allerlei getijdenpoeltjes en dieper tot 200 meter. Ook op het land kan hij geruime tijd in leven blijven en legt daar soms om onduidelijke redenen behoorlijke afstanden af.
Verspreiding:
Beide zijden van de noordelijke Atlantische Oceaan, zuidelijk tot West-Afrika en de Caraibische Zee; geïntroduceerd in Brazilië; westkust van Amerika tot New Jersey in het zuiden; diverse kusten Grote Oceaan.
Opmerking:
De strandkrab heeft te lijden van een groot aantal verschillende parasieten, waarvan het krabbenzakje (Sacculina carcini ) wel de bekendste is. Dat is overigens ook een kreeftachtige, al herken je hem absoluut niet meer als zodanig.