Barentsia gracilis (M. Sars, 1835)
Beschrijving:
Het genus Barentsia omvat een aantal soorten, waarvan B. gracilis waarschijnlijk de algemeenste is. Hij hoort tot de kolonievormers. Karakteristiek zijn de dunne (1/30 mm) stolonen met tussenwandjes en de stukken stolon zonder zoïden die afgewisseld worden met stukken waar wel zoïden op groeien. De zoïden zijn 2 tot maximaal 5 mm hoog en de steeltjes zijn slank en stijf, met 1 of 2 spier-segmenten. Deze spier-segmenten maken een beweging mogelijk. De eivormige calyx zelf is maar iets van 0,3 mm hoog. Sterk asymmetrisch met 12 tot 18 tentakels op de lophophoor.
Leefgebied:
Op schelpen, zoals tussen de ribben op de schelpen van de kokkel; op krabben, hydroïdpoliepen, mosdiertjes en wieren. Kan niet goed tegen lage zoutgehaltes of wisselingen in zoutgehalte. Komt vooral in het intergetijdengebied en in ondiep water voor.
Verspreiding:
Zeer algemeen in gematigde West-Europese wateren.