Subphylum Tunicata

Zakpijpen vormen de grootste groep binnen de Urochordata, een subfylum binnen de Chordata. Het kenmerkende van de zakpijpen is het bezit van een mantel, dit is een cellulose-achtig organisch omhulsel. De beesten hebben een in- en uitstroomopening, die bij solitaire soorten goed zichtbaar zijn. In de mantel bevindt zich de pharynx, een filterend orgaan, bekleed met slijm. Water stroomt via de instroomopening naar binnen, door de pharynx en verlaat het lichaam via de uitstroomopening. Met behulp van trilharen op de dwarsbalken van de pharynx wordt de slijmmassa plus het gevangen voedsel naar de maag getransporteerd.
De trilharen verzorgen ook de waterstroom door het lichaam. Hierdoor kunnen zakpijpen goed leven op plaatsen met een geringe waterbeweging, zoals bijvoorbeeld in de Grevelingen en het Veerse Meer.
De kolonievormende zakpijpen zijn vaak lastig herkenbaar. De afzonderlijke instroomopeningen zijn vaak erg klein, en ook de gemeenschappelijke uitstroomopeningen zijn niet altijd even makkelijk te zien. Een uitzondering hierop vormen de soorten die in regelmatige structuren zijn gerangschikt.

Voor de kolonievormende zakpijpen, ga naar: pagina 296;
voor solitaire zakpijpen, ga naar: pagina 291.

%LABEL% (%SOURCE%)