Phocoena phocoena (Linnaeus, 1758)
Nederlandse naam:
Bruinvis
Beschrijving:
Kleine walvissoort met een mollig lichaam, stomp hoofd en korte snuit. Ongeveer halverwege de rug is een korte, driehoekige rugvin met kleine bulten langs de rand. De borstvinnen zijn klein, met geronde uiteinden. De staartvin heeft een holle vorm, met een inkeep in het midden en geronde punten. De rechte mondlijn loopt omhoog richting het oog.
Bruinvissen zijn meestal donkergrijs op de rug en wit op de buik. De kleur van de zijkanten zit daar tussenin; de rand vertoont vaak verschillende grijstinten. Borstvinnen en lippen zijn donker; een dunne, donkergrijze streep loopt van de hoek van de bek naar de borstvin.
Elke tandenrij bestaat uit 19 tot 28 kleine, spatelvormige, stompe tanden.
Volwassen bruinvissen zijn minder dan 1.8 m in lengte; maximum lengte is ongeveer 2 m. Vrouwtjes zijn iets groter dan mannetjes. In gewicht zijn volwassenen tussen de 45 en 70 kg. Een pasgeboren bruinvis is 70 to 90 cm in lengte.
De meeste groepen bruinvissen bevatten minder dan acht exemplaren. Soms verzamelen ze zich echter in grote, losse groepen van 50 tot honderden dieren, voornamelijk voor het doel van voedselvergaring of migratie.
Vergeleken met dolfijnen is het gedrag van bruinvissen onopvallend; ze komen zelden in de buurt van boten en springen zelden uit het water. Bruinvissen liggen soms korte periodes aan het wateroppervlak voor ze weer onderduiken; het is niet bekend waarom ze dit doen.
Er is veel onderzoek gedaan naar de voortplanting van bruinvissen in verschillende delen van de wereld. De meeste kalveren worden in de lente of zomer geboren.
Bruinvissen eten allerlei verschillende soorten vis en koppotigen (b.v. inktvissen). Hun voornaamste prooi verschilt per regio. In veel gebieden zijn kleine, niet-stekelige vissen (zoals haring en makreel) het meest algemene prooi; veel prooidieren zijn diepzeesoorten of leven op de zeebodem.
Bruinvissen produceren een grote variëteit aan geluidssignalen, die worden uitgezonden om locatie te bepalen alswel om sociale redenen. Deze onderwatergeluiden zijn zeer variabel wat betreft pulsvorm, frequentie, pulsherhalingssnelheid, etc. De frequentie ligt tussen 0 en 160 kHz. Signalen bevatten componenten die aan de hand van hun frequentie in verschillende categoriëen onderverdeeld kunnen worden:
(i) één of twee componenten met een lage frequentie, tussen 1.4 kHz en 2.5 kHz.
(ii) één of twee componenten tussen 110 kHz en 140 kHz; deze zijn de meest dominante componenten.
(iii) componenten met lage energie, russen 30 kHz en 60 kHz.
(iv) breedbandcomponenten, tussen 13 kHz en 100 kHz.
Omdat het laagfrequentiecomponent (i) een meer omnidirectioneel bundelpatroon heeft, wordt aangenomen dat dit component voor communicatie gebruikt wordt. Het hoogfrequentiecomponent (ii) lijkt vaak uit twee delen te bestaan, van 120 en 140 kHz. De hoge frequentie en smalle bundelpatroon geven aan dat dit signaal waaraschijnlijk wordt gebruikt voor het nauwkeurig bepalen van de bewegingsrichting van objecten. Signaaltype (iv) overlapt met de maximale hoorgevoeligheid van bruinvissen; daarom wordt aangenomen dat deze signalen gebruikt worden voor lange-afstandscanning. Naast deze vier signaaltypes worden ook voortdurende laag-frequentie sinussignalen waargenomen. Deze signalen kunnen worden beschreven als fluitgeluiden en hebben een sociale functie (Verboom & Kastelein, 1995).
Vele duizenden bruinvissen raken elk jaar in verschillende soorten visnetten verstrikt. Dit vormt een belangrijke bedreiging voor bruinvissen.
Direkte jacht op bruinvissen vond vroeger plaats in Canada in de Puget Sound, de Baai van Fundy, de Golf van St. Lawrence, Labrador en Newfoundland, alsmede in Groenland, IJsland, de Zwarte Zee en de Baltische Zee. Veel van deze visserijen zijn nu verdwenen, maar de jacht op bruinvissen gaat nog steeds door in sommige gebieden. Groenland en de Zwarte Zee zijn de enige gebieden waar recente vangsten van bekend zijn.
Milieuvervuilende stoffen zijn gemeten in bruinvissen, waarschijnlijk omdat ze voornamelijk langs kusten leven. Milieuvervuiling wordt gezien als een reden voor de recente vermindering in aantallen bruinvissen in Europa en delen van Noord-Amerika.
IUCN-status: niet genoeg informatie beschikbaar.
Verspreiding:
Deze soort wordt gevonden op het noordelijk halfrond, in gematigde streken en de poolstreek. In het noordelijk gedeelte van de Stille Oceaan komen bruinvissen voor van zuidelijk Californië en noordelijk Honshu in Japan tot de zuidelijke Beaufort- en Chucki-zeëen. In het noordelijk gedeelte van de Atlantische Oceaan komen ze voor van de zuidoostelijke Verenigde Staten tot het zuidelijk gedeelte van Baffin-eiland (ze lijken niet de Hudson-baai binnen te zwemmen) in het westen en Senegal en Nova Zembla in het Oosten.
Leefgebied:
Bruinvissen komen voor in ondiep water, meestal nabij de kust, hoewel ze zich soms ook verder verder op zee wagen.