Nucella lapillus (Linnaeus, 1758)
Nederlandse naam:
Purperslak
Beschrijving:
Een dikke schelp van ca. 1 tot 4 cm lang, met 4 of 5 windingen. Op z'n breedste punt ruim 2 cm. De laatste winding neemt zeker 80% van de schelplengte in beslag. Spiraalvormige tekening en soms ook ribbels. Vaak met duidelijke groeilijnen. Buitenlip van de opening dik en vaak met afgeronde tanden.
Kleur:
Veelal lichtgrijs met een blauwgroene tint, maar donkerder (tot violet) of lichter (crèmekleurig) komt ook voor.
Voedsel:
Zeepokken, mosselen en schaalhorens. De purperslak maakt met behulp van zijn rasptong (radula) en door het afscheiden van een zuur een gat in het huis van zijn prooi, waarna deze hulpeloos is overgeleverd aan zijn aanvaller. Zo'n maaltijd kost de slak wel tussen de 6 en 10 uur, dus daarna wordt het weer hoog tijd voor een klein dutje! Zoals vele slakken, kan hij zijn huisje afsluiten met een speciale afsluitdop (operculum) onder aan zijn voet. De afsluitdoppen van sommige tropische verwanten zijn (en worden) wel door mensen gebruikt als betaalmiddel.
Voortplanting:
Het vrouwtje deponeert een aantal clusters van hoornachtige, urn-vormige eicapsules onder aan de wierzone of onder stenen. Elke capsule bevat 500-600 eieren. De meeste daarvan zijn overigens meestal niet bevrucht en worden als voedsel gebruikt door de larven die wèl uitkomen.
Leefgebied:
Van hoog in het intergetijdengebied tot ca. 40 m diepte, voornamelijk op stenen en rotsen. De soort kan goed tegen ruwe omstandigheden, maar het moet niet te extreem worden. Kan slecht tegen lage zoutgehaltes en houdt niet van dikke lagen wier.
Verspreiding:
Atlantische Oceaan, van de poolzee tot de Straat van Gibraltar - hoewel hij tussen deze plaats en Bretagne weinig wordt aangetroffen. Momenteel op een aantal plaatsen, waaronder Nederlandse, vrijwel uitgestorven als gevolg van vergiftiging door TBT. Aan de oostkust van Noord-Amerika leven enkele sterk verwante soorten.
Opmerking:
De naam purperslak komt inderdaad van de kleurstof purper, die vroeger wel uit deze slak gewonnen werd. Hij vormde eigenlijk de West-Europese tegenhanger van de murex uit de Middellandse Zee. Er was trouwens een ongelooflijk aantal slakken nodig voor een gram purper. Geen wonder, dat die stof ooit duurder was dan goud. Als je een purperen kledingstuk aan had, was één ding zeker: je was rijk of had een rijke sponsor.
De purperslak is een van de dieren die last hebben van het bestrijdingsmiddel Tributyltin (TBT), dat vooral bekend is van de toepassing in aangroeiwerende verf op schepen. Het effect van deze stof op een aantal slakken en andere diersoorten is vooral, dat het de hormoonhuishouding verstoort. Vrouwelijke slakken ontwikkelen mannelijke kenmerken en kunnen zich daardoor niet meer voortplanten. Het verschijnsel wordt 'imposex' genoemd, of ook wel 'pseudo-hermafroditisme'. Als gevolg hiervan zijn op een aantal plaatsen de populaties purperslakken uitgestorven. Dat bleek vervolgens ook gevolgen te hebben voor de rest van de voedselketen, die over de hele lengte verstoord werd. Tenslotte bleef ter plaatse een sterk veranderd en met name armer, ecosysteem over. Inmiddels heeft men wel iets bereikt met pogingen tot herbevolking met slakken van elders. Maar deze kunnen alleen slagen, wanneer de concentratie van TBT in het water sterk verlaagd is. In de Noordzee zijn bij wulken langs de grote scheepvaartroutes ook imposex-verschijnselen geconstateerd. In diverse landen zijn verbodsbepalingen uitgevaardigd wat betreft de toepassing van deze stof. De International Maritime Organisation (IMO) heeft inmiddels een totaal verbod aangekondigd ingaande in 2008. Tot die tijd wordt de toepassing langzaamaan verminderd.