Limanda limanda

Limanda limanda (Linnaeus, 1758)

Nederlandse naam:
Schar

Beschrijving:
Lengte meestal 20-30 cm, kan echter uitgroeien tot ruim 40 cm. Kenmerkend en anders dan bij andere platvissen zijn de zijlijn, die ter hoogte van de borstvinnen een scherpe boog maakt en de ruw aanvoelende rug (l_limand.tif). Dat laatste komt, doordat de randen van de schubben kleine tandjes hebben. De rechterzijde is de bovenkant; deze is lichtbruin of grijsbruin tot donkerbruin, met kleine donkere vlekjes verspreid over het hele oppervlak. Soms juist lichte vlekjes en grotere donkere plekken. Ook, en dat is verwarrend, kunnen de vlekjes oranje zijn, waardoor op het eerste gezicht verwarring met de schol (Pleuronectes platessa ) mogelijk is. De schar heeft een tamelijk kleine kop.

Voedsel:
Vooral kreeftachtigen, maar ook wormen, slangsterren, slakken en kleine vissen. De schar is een oogjager. Hij kan een prooi besluipen en met het voorste deel van zijn lichaam opgericht een hele tijd roerloos in het water staan. Zodra de prooi zich bloot geeft (bijvoorbeeld een kokerbewoner die uit zijn koker komt) schiet de schar bliksemsnel toe. Die methode lijkt op die van de tongschar (Microstomus kitt ), maar de laatste benadert zijn prooi rechttoe rechtaan, terwijl de schar dat schuin doet.

Voortplanting:
De paaitijd is van december tot augustus, maar hoe meer je naar het noorden komt, hoe later in het jaar de paaitijd begint. De dieren kiezen een diepte tussen de 20 en 50 m. De eieren worden in het water bevrucht. Ze stijgen daarna naar de oppervlakte, waar ze 1 tot 2 weken blijven zweven. Dan komen ze uit. Als de jongen zo'n 1,5 cm lang zijn gaan ze op de bodem leven. Ze moeten dan nog een deel van de gedaanteverwisseling van larve tot platvis volvoeren. Geslachtsrijp worden ze in hun 2e of 3e jaar, maar de noordelijker levende scharren doen daar flink langer over. De maximale leeftijd bedraagt ongeveer 10 jaar.

Leefgebied:
Vooral op zandgrond, waarin hij zich goed kan ingraven. De volwassen dieren leven meestal tussen 20 en 70 meter, maar in de winter kunnen ze naar 150 m diepte gaan. De jonge scharren zitten vaak tussen 2 en 25 m. Hoewel de schar één van de algemeenste vissoorten van de Noordzee is, zie je hem als duiker toch niet zoveel, waardoor het helemaal lastig is hem op de foto te krijgen.

Verspreiding:
Van Noord-Skandinavië, de Witte Zee en IJsland, de westelijke Oostzee, de Noordzee en de Britse Eilanden tot Baskenland.

%LABEL% (%SOURCE%)