Hydractinia echinata (Flemming, 1826)
Nederlandse naam:
Ruwe zeerasp
Beschrijving:
In Amerika noemt men dit dier heel toepasselijk de 'snail fur', hetgeen zoveel betekent als de slakkenvacht. De Nederlandse naam komt van het uiterlijk van een dode kolonie, die vooral gekenmerkt wordt door de pukkels op het oppervlak.
Hij vormt een donkerbruin hoornachtig laagje van maximaal 3 mm dik, met scherpe pukkels van ongeveer 2 mm hoog op de ondergrond (de rasp). Dat is soms op stenen of andere harde objecten, maar in de meeste gevallen de schelp van een wulk (Buccinum undatum ) of bijvoorbeeld de gewone alikruik (Littorina littorea ), waar een heremietkreeft (Pagurus bernhardus ) in woont. Vanuit de hoornlaag ontspruiten vele lange slanke poliepjes, doorzichtig wit of roze gekleurd. Het zijn er zoveel, dat het oppervlak van de betreffende schelp met een soort dons bedekt lijkt. De poliepen zijn gespecialiseerd: je hebt poliepen die alleen voor de voedselvoorziening kunnen zorgen; anderen zorgen voor de verdediging, voor het schoonmaken van de kolonie, of voor de voortplanting. Ze zijn maximaal ca. 1,5 cm lang.
Voedsel:
De heremietkreeft waarop deze soort meelift is in het algemeen geen nette eter. Er blijven nogal eens wat restjes over. Daar maken de eetpoliepen gebruik van. De heremietkreeft heeft van zijn lifter geen last.
Voortplanting:
Deze soort kent, evenals sommige andere hydroïdpoliepen geen kwalstadium ('meduse'). De planula larven kruipen over de bodem tot ze een bewegend slakkenhuis vinden. De vraag is wel, hoe vaak het mis is, of dat er geen slak in dat huis zit. Maar kennelijk is het vaak genoeg raak, want je kunt deze soort best veel aantreffen. Er zijn mannelijke kolonies en vrouwelijke kolonies - de mannelijke zijn wit en de vrouwelijke roze: je kunt ze in het veld goed onderscheiden.
Leefgebied:
Intergetijdengebied en dieper, tot ongeveer 30 m.
Verspreiding:
Van Noord-Noorwegen tot West-Afrika en in de Middellandse Zee. Aan de Amerikaanse oostkust van de poolzee tot Florida; de Golf van Mexico en de Caraibische Zee; Bermuda-eilanden; aan de westkust in zuid-Californië.
Opmerking:
Niet alle hydroïdpoliepen op een slakkenhuis horen tot deze soort. Calycella syringa bijvoorbeeld koloniseert eveneens slakkenhuizen - maar dan vaak met de oorspronkelijke bewoner er nog in.
Het valt op, dat er nooit een ander dier groeit op de zeerasp. Dat is in zee niet zo gebruikelijk. Veel dieren in zee produceren stoffen om daarmee andere dieren af te weren. Deze doet dat ook. Vissers op de Doggersbank hadden na het ophalen van de netten vaak last van jeukende uitslag op hun handen; dit werd de 'Dogger Bank itch' - ofwel de Doggersbank-jeuk - genoemd. Het bleek na onderzoek, dat de uitslag veroorzaakt werd door een stof die geproduceerd werd door de zeerasp. De stof bleek identiek te zijn aan mosterdgas!