Griffithsia devoniensis Harv.
Beschrijving:
Deze soort wordt niet groter dan 5 tot 10 cm. De stelen zijn dun, 1 tot 2 mm in doorsnede en dichotoom vertakt. De steel en takken zijn monosifoon. De afzonderlijke cellen zijn zo groot, dat je ze met het blote oog kunt zien. De onderste zijn het grootst. Om verdere eigenschappen, zoals de insnoering aan de basis van die cellen te kunnen zien, heb je meestal wel een vergroting nodig. De plant groeit in kleine, dichte bosjes. De kleur is helder lichtrood. Het plantje maakt een tere indruk, maar is toch vrij stevig en taai. De vertakkingen zijn gevorkt. Voortplantingsorgaantjes zijn over de hele plant verspreid, maar zeer klein.
Leefgebied:
Rond de laagwaterlijn en dieper, op stenen en grotere wieren. Ook in getijdenpoeltjes en bijvoorbeeld bekend in de oesterputten in Zeeland. Gedijt goed in vrij rustig water en ook in de zoute binnenwateren.
Verspreiding:
West-Europa.