Facelina bostoniensis (Couthouy, 1838)
Nederlandse naam:
Brede ringsprietslak
Beschrijving:
Een mooie slak, tot 5 à 6 cm lang, maar meestal kleiner. F. bostoniensis heeft een groot aantal lange rugpapillen, die in vier tot acht losse groepen aan weerszijden van het lichaam zitten. De achterste papillen liggen vaak over de voorste heen.
Het lichaam is kleurloos tot lichtgeel, soms wit met een roze gloed. De papillen hebben vaak een rode inhoud - soms alleen aan de basis of de top, waarbij de rest dan bruin gekleurd is; soms zijn de papillen gewoon helemaal bruin of grijs en zelfs groen komt voor. Toppen vaak wit, of er is een witte band vlak onder de top zichtbaar. Basis en top van mondtentakels kunnen ook geel tot wit zijn. De rhinophoren zijn heel duidelijk geringd (f_boston.tif). De kruipvoet is breder dan het lichaam. De mondflap heeft een stel korte tentakelachtige uitsteeksels. Een witte streep op de staart komt voor.
Opvallend is het actieve - sommigen zeggen agressieve - gedrag van deze soort.
Voedsel:
Hydroïdpoliepen, zoals Dynamene pumila , Clytia hemisphaerica , Obelia dichotoma en Tubularia spp. In een aquarium eet hij ongeveer alles wat je hem aanbiedt.
Voortplanting:
Jonge en oudere slakken worden het hele jaar door gevonden, eierstrengen in januari en van mei t/m november.
Leefgebied:
In het intergetijdengebied tot op 120 m diepte gevonden.
Verspreiding:
Beide zijden van de noordelijke Atlantische Oceaan. Aan de Europese kant van halverwege de Noorse kust tot Zuid-Spanje en in de Middellandse Zee. Merkwaardig: wordt bij de Britse Eilanden niet gevonden in het zuidoosten.