De kieuwen staan steeds aan de achterzijde (opistho-) van het hart. Reductie van de schelp is hier frequent; ook komen vaak inwendige schelpen voor. Dit heeft een grotere beweeglijkheid tot gevolg. Maar de mantelholte wordt ook kleiner, waardoor de kop niet langer meer beschermt is.
Voor de achterkieuwige slakken, ga naar pagina: 199.