Phthisica marina Slabber, 1778
Beschrijving:
Deze verwant van het spookkreeftje Caprella linearis wordt ca. 2,5 cm lang. Hij heeft geen Nederlandse naam. Het is wel een engerdje, want aan zijn tweede gnathopode heeft hij niet alleen net als Jassa falcata een relatief groot haakachtig geval, maar ook een giftand - al is dat maar een heel kleintje (ca. 0,1 mm lang).
Het vrouwtje blijft wat kleiner. Ze hebben 7 paar goed ontwikkelde poten en 3 paar kieuwen (dit als kenmerk voor de echte liefhebbers: zo kun je dit groepje, dat bij ons maar 1 vertegenwoordiger heeft, van andere groepen onderscheiden).
N.B.: in het veld vinden we van spookkreeftjes en hun familieleden vaak veel meer vrouwtjes dan mannetjes. Vrouwtjes hebben broedbuidels, die bestaan uit een aantal over elkaar vallende plaatjes. In de broedtijd worden hierin de eieren bewaard tot ze uitkomen.
Voedsel:
Kleine planktondiertjes.
Leefgebied:
Beneden het intergetijdengebied, op hydroïdpoliepen, sponzen, wieren en op allerlei drijvend materiaal, inclusief boeien en touwen. Zwemt soms, speciaal 's nachts - zouden ze dan op jacht gaan, of juist op zoek naar een beter plekje? De achterste poten zien er net zo uit als bij het wandelend geraamte. Die dienen dan ook om zich vast te grijpen aan waar hij maar op zit, om dan met de rest van het lichaam uitgestrekt in de stroming zoveel mogelijk prooien op te vangen.
Verspreiding:
West-Europese kusten en Middellandse Zee.