Limnoria lignorum

Limnoria lignorum (Rathke)

Nederlandse naam:
Paalpissebed

Beschrijving:
Dit diertje is een stuk kleiner dan de meeste andere soorten die met de naam 'pissebed' aangeduid worden. Hij is 3 tot 5 mm lang en langwerpig van vorm. Twee paar korte antennes van ongeveer gelijke lengte sieren de kop. Het achterlijf is bedekt met een relatief grote plaat, die een afgeronde trapeziumvorm heeft - de basis zit aan de achterkant. Aan allebei de zijkanten komt daar een vertakt 'pootje' onderuit. Kleur: grijsbruin.

Leefgebied:
Intergetijdengebied tot ondiep water. Boort gangen in hout, met name de onderste stukken van houten palen en beschoeiingen, want hij houdt van nat, koel en zacht hout. Voor dat boren gebruikt hij zijn zogenaamde mandibels, dat zijn speciaal gevormde aanhangsels - in dit geval als een soort rasp en vijl - ter weerszijden van de bek. Deze soort kan een plaag vormen overal waar nog met hout gewerkt wordt in ondiep zeewater, want de aantallen per vierkante meter zijn vaak enorm. De manier waarop hij boort is wel bijzonder: hij maakt namelijk gangen vlak onder en evenwijdig aan het oppervlak. Op onregelmatige afstanden worden gaatjes naar buiten gemaakt om de zuurstofvoorziening intact te houden. Later gaat hij steeds dieper boren. Of eigenlijk moeten we zeggen: zij. Want in elke gang leven in principe een mannetje en een vrouwtje bij elkaar; het vrouwtje zit onderin, daar waar verder geboord moet worden. Het is dus een redelijke veronderstelling, dat zij het meeste werk verzet.

Verspreiding:
Van Noorwegen tot ongeveer Bretagne. Beide kusten van Noord-Amerika, tot 40° ZB.

%LABEL% (%SOURCE%)