Gonothyraea loveni (Allman, 1859)
Beschrijving:
De stammetjes van de kolonie rijzen op uit een op de grond liggende 'stolon'. Ze zijn weinig en onregelmatig vertakt, met aan het eind van elk takje een poliep in zijn hydrotheca, zijn eigen huisje. Die hydrotheca, ruim een halve millimeter groot en met kanteel-achtige randjes, zitten op een takje dat een geringde structuur heeft. Vlakbij of zelfs in de hydrotheca zitten ook de voortplantingsorganen: open kelkjes waar een trosje voorstadia van medusen uit hangt. De hoogte van de kolonie wordt een centimeter of drie; sommige auteurs spreken van 10 cm hoogte. De kleur is bleekbruin tot vrijwel kleurloos.
Voortplanting:
Er is een kwalstadium (meduse). In het voorjaar komen zwemmende larven vrij, die planula larven heten.
Leefgebied:
Vooral op grotere bruinwieren, maar ook op palen, stenen en schelpen. Van het intergetijdengebied tot ca. 200 m diepte. Kan ook in getijdenpoeltjes voorkomen en kan goed tegen lagere zoutgehaltes. Hij komt daardoor ook in brak water voor.
Verspreiding:
Van Noord-Noorwegen en de Oostzee tot West-Afrika, in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.