Bangia atropurpurea (Roth) C. Ag.
Beschrijving:
Kleine, draadvormige roodwieren zonder vertakking. Maximaal 20 cm lang. Jonge plantjes zijn buisvormig, bij oudere exemplaren zijn de buizen in de lengte opgedeeld in meerdere buizen (polysifoon t.o. monosifoon). Ze zitten vast op de ondergrond met wortelachtige uitlopers van de onderste cellen. Geslachtelijke zowel als ongeslachtelijke voortplanting komt voor.
Leefgebied:
Op harde ondergrond, hoog in de intergetijdenzone; vooral vaak op palen (bij laag water afhangende draadjes). Ook in brak en zoet water. Houdt van tamelijk ruwe omstandigheden (golfslag op stenen en palen).
Verspreiding:
Algemeen in de Noordzee, in Nederland langs de hele kust.
Opmerking:
In de zeewierentabel van de K.N.N.V.van 1969 wordt deze soort niet genoemd, maar wel Bangia fuscopurpurea . B. atropurpurea was de naam van een aparte zoetwatersoort. Inmiddels is bekend, dat het één en dezelfde soort is, die gewoon heel goed tegen verschillende zoutgehalten kan, en zelfs tegen vrij snelle wisselingen daarin.